Sporen in tijd - door Charles de Mooij, directeur Noordbrabants Museum
Uitgesproken woord bij de opening van de gelijknamige tentoonstelling, op 12 september 2010 in Studio van Dusseldorp te Tilburg door Charles de Mooij.
Toen ik voor het eerst een schilderij van Han Klinkhamer zag van een kale, winterse akker met sneeuwresten en een hoge horizon, herinnerde ik mij een uitspraak van Vincent van Gogh, waar ik hierna nog op terugkom.
Van Gogh ging in 1883 bij zijn ouders in Nuenen bij Eindhoven wonen. Zijn bedoeling was om schilder van het boerenleven te worden. Zoals bij eerdere beslissingen in zijn leven, was ook Van Goghs keuze voor het boerenschilderen radicaal. Hij gaf er zich met volle overtuiging aan over en kende weinig twijfel. Hij dacht aan bijna niets anders meer en bracht lange avonden bij de wevers en de boeren door, tenzij hij aan het tekenen was. Hij wilde een boer zo kunnen schilderen dat je kon merken dat hij Zola’s boerenroman La Terre had gelezen. Maar de identificatie ging verder. De hele dag werken op een stuk brood, roken en een glas drinken en toch de sterren en de oneindige hemel voelen, dat was het leven van de boeren en dat wilde hij ook voor zichzelf. In een latere brief aan zijn moeder schreef hij dat hij er nog steeds min of meer uitzag als een boer uit Zundert. En hij verbeeldde zich soms net zo te voelen en te denken als de boeren. ‘Enfin’, schreef hij, ‘ik ploeg op mijn doeken zoals zij op hun akkers ’ … en even later … ‘Ik zal mijn hand aan mijn ploeg houden en mijn voor doortrekken’. Dit soort uitspraken schoten me te binnen bij het zien van de winterse akker van Han Klinkhamer.
Dat wintergezicht bleek er één te zijn van een hele reeks doeken van modderige of bevroren geploegde grond in het vale winterlicht, met steeds weer een andere structuur van lichte en donkere partijen. De sporen van tractoren laten op het land een grof patroon achter. Het is het landschap van Klinkhamers woonplaats Demen, bij Ravenstein en het eerste wat hij tegenkomt wanneer hij zijn deur uitstapt. Dat effect van omgewoelde grond bereikt hij door - net als Van Gogh - in de verf zelf ‘te ploegen’, zoals hij zijn werkwijze in een radio-interview omschreef. Hij brengt dikke lagen verf aan, schraapt weer weg, snijdt en krast erin, en bewerkt de materie alsof het grond is, boerengrond.
Wat zou Van Gogh deze geschilderde akkers mooi gevonden hebben! Evenals Klinkhamer vond hij de Brabantse natuur erg opwekkend, juist in de winter wanneer de contrasten sterk zijn en het grillig netwerk van stammen, takken, stengels en twijgen erom vragen getekend te worden. Van Gogh maakte er schitterende pentekeningen van met zijn kenmerkende patronen van gearceerde lijnen.
Die voorliefde voor het grafische in de natuur is ook een sterke karakteristiek in het werk van Klinkhamer. Ook hij is gek op het winterlandschap met zijn sobere kleuren en de belofte die het kale land inhoudt van de naderende lente. Hij legt het niet alleen vast in verf op doek maar ook op papier. Ook in het werk op papier wordt veel gekrast en gesneden en gaan de opstaande randen, de putten en de nieuwe huid meespelen in de uitdrukking van de natuur in de tekening.
Wanneer de horizon uit het beeld verdwijnt en de natuur in close-up het vertrekpunt is, balanceert het werk van Klinkhamer tussen herkenbaarheid en abstractie. Maar er blijft steeds een referentie aan de natuur, via het ritme van takken, bladeren of verwaaide grassen. Het resultaat is een vertaling van Klinkhamers’ observaties en herinneringen. Dus geen landschap met torens of boerderijen die het beeld anekdotisch maken. Het gaat er bij Han Klinkhamer om de natuur van binnenuit te ervaren en zo weer te geven, dat er voor de kijker voldoende ruimte overblijft voor zijn eigen gewaarwording. Het schilderij moet - als het goed gelukt is - voor veel meer staan dan op een gangbaar landschapsbeeld te zien is.
Bij de kunst van Han Klinkhamer gaat het om een mooie, bescheiden vorm van kunst. Maar niet om betekenisloze schoonheid: bij Klinkhamer verwijst schoonheid naar de levende natuur van zijn woonomgeving. Of hij geslaagd is in het overstijgen van de materie - de ultieme wens van de kunstenaar - is uiteindelijk ter beoordeling van de beschouwer.